Namibië: Grandioze Woestenij
Gepost in Inspiratie buiten Europa, Reportages | geplaatst door Linda FolkersGewekt worden door een vogeltje op je hoofd, dat overkomt je niet elke dag. Zeker niet met uitzicht op de eindeloze leegte van de Namib-woestijn. Van harte gaat het niet: het was een korte nacht. Rond een uur of vier was ik al een keertje eerder opgestaan om de Melkweg in zijn volle glorie te kunnen bewonderen. Op dat nachtelijke uur, hoog op de rand van een duin in de oudste woestijn ter wereld, leek het even alsof ik de enige ziel op de planeet was. Boven twinkelde het sterrentapijt op een IMAX-versie van het hemeldak. Beneden strekte een donkere vallei. Een verrukkelijke leegte onder een eindeloos alles.
Inmiddels heeft de dikke rode rand aan de horizon alle sterren en planeten opgeslokt. De vallei vult zich met warm saffraangeel ochtendlicht dat langzaam het duin opklimt, door het raampje van mijn chalet, in mijn gezicht. Vanaf mijn bed zie ik in de diepte een paar bewegende stipjes. Het zijn niet meer dan een paar ambulante pixels in een onbeweeglijk panorama: een groepje oryxen onderweg naar een drinkplaats. Even verderop verraadt een pluim van opgewaaid stof een kudde zebra’s.
Niets onderstreepte het isolement van deze locatie in Zuid-Namibië als de lange, avontuurlijke roadtrip van de hoofdstad Windhoek tot het NamibRand reservaat, dwars door een oceaan van grind. Nadat we de snelweg hadden verlaten, troffen we in de pakweg 400 kilometer die volgden welgeteld drie tegenliggers, twee inhalers, en één benzinestation. De eenzame rijstrook boorde urenlang recht de verre horizon in, geflankeerd door eenzame tafelbergen. Landschappen en leegte, daar gaat het om in Zuid-Namibië. Het aanwezige wild is franje.
Het voelde een beetje onwerkelijk om aan het einde van zo’n lange een rit door de uitgestrekte wildernis plotseling zoveel weelde te treffen. De Wolwedans Dunes Lodge was een sprookjesachtige verschijning, verlicht door fakkels en maan. Negen chalets, twee lounges, een bibliotheekje, een restaurant met wijnkelder, en een zwembad — alles op houten platformen balancerend op de rand van een duin. Een kampvuur werd aangestoken. Gin-tonics werden allerijl aangerukt. De elandantilope-biefstuk op het menu was alvast een voorproefje op het lokale wild, dat in het reservaat vooral uit allerlei variaties van antilopen bestaat.
De eerste middag brengen we door op ’safari’ door de droge zandvlaktes ten noorden van de lodge, waar het opwaaiend stof van slanke zandhozen alles, ook de aanwezige zebra’s en oryxen, van een ouderwets sepia filter voorziet. Maar anders dan elders in Afrika gaat het hier niet om het afvinken van de Big Five. Het wild heeft hier de functie van landschappelijk franje: het zijn de panorama’s waar het om gaat. Naar het zuiden toe wordt de regelmatige begroeiing her en der gepokt door mysterieuze cirkels van enkele meters doorsnee, waar niks groeit. Volgens de legendes van de lokale Himba volken zijn deze ‘fairy cirles’ de voetstappen van goden. Ook de wetenschap biedt slechts speculatie: misschien rangschikt de vegetatie zich in een optimaal patroon voor toegang tot schaarse voedingsbronnen.
De volgende ochtend kunnen vanuit een heteluchtballon goed zien hoe dit patroon zich als een soort luipaardlegging over heuvels en vlaktes spant. Maar als de wind ons later over een lege zandvlakte blaast, zijn het niet langer cirkels, maar de lange lijnen van wildpaden die de aandacht trekken. De wildpaden liggen er met gemak tientallen, zo niet honderden jaren. Vanaf drinkplaatsen lopen ze uit alle richtingen uit, als stralen rond een zon.
Verderop loopt de zandvlakte uit in de Namib Sand Sea, een negenhonderdduizend hectare strekkende duinenrij tussen het Namibische binnenland en de Atlantische Oceaan. Hier bevindt zich de Sossusvlei, een kleine oase omringd door torenende duinen. Om die te zien, verkassen we naar Little Kulala, een lodge met eigen toegang tot het Namib-Naukluft National Park, wat een extra vroeg bezoek aan de Sand Sea mogelijk maakt, voordat het park ’s ochtends de poorten opent voor het algemene publiek. Met een vertrek voor dag en dauw vermijden we drukte en de hitte van de dag, maar het is vooral mooier: vlak na zonsopgang splijten de scherpe randen van de kolossale duinen de wereld in dag en nacht. Vroege klimmers balanceren er tussen grote oranje en zwarte vlakken, als figuranten in een abstract schilderij.
Het hoogste duin, Big Daddy, torent 325 meter boven een uitgestrekte kleipan uit. Deze zogenaamde Deadvlei schittert als een hagelwitte schaatsbaan in een arena van rood zand. Ooit — naar schatting negen eeuwen geleden — verdampte hier het laatste beetje water uit een meer. De kameeldoring-acacia’s aan het meer legden het loodje, maar zijn dankzij het extreme klimaat nooit vergaan. Hun spookachtige zwarte skeletten voorzien het toch al surreële landschap van een extra vleugje Dali.
Dezelfde bomen waren we al vaker tegengekomen, maar dan vol leven. Repubikeinwevertjes — alomtegenwoordige vogeltjes ter grootte van musjes — bouwen er enorme, fort-achtige nesten in. De grootste exemplaren zijn een cumulatieve inspanning van vele generaties, en hebben veel weg van in de bomen gewaaide hooibergen. De beestjes zijn pienter en hondsbrutaal: ze landen als het zo uitkomt gewoon op je hoofd. Dat ze goeie wekkers zijn, dat wist ik al.
[new_royalslider id=”74″]
Reacties
Geen reacties gevondenSchrijf een reactie